De panfluit dankt zijn naam aan de Griekse god Pan, die het instrument zou hebben bespeeld. Eeuwenlang was de panfluit overal ter wereld populair, maar vooral in de volksmuziek van Zuid-Amerika en Roemenië bleef het instrument altijd geliefd. De meeste panfluiten zijn gemaakt van bamboe, maar ook houten, metalen en kunststof instrumenten komen voor. Je krijgt een toon door lucht over de buis heen te blazen en de lengte van het pijpje bepaalt de toonhoogte. De laatste jaren hoor je de panfluit steeds meer in bijvoorbeeld de klassieke kamermuziek. Soms gaat het dan om een partij die oorspronkelijk voor een ander instrument is geschreven, zoals de dwarsfluit, maar er worden ook hedendaagse stukken en lesmethodes geschreven speciaal voor de panfluit.
Er zijn panfluiten in verschillende maten, zoals de 13-toons panfluit, die in Nederland veel wordt gebruikt. Voor zo’n honderd euro heb je een degelijk beginnersinstrument. Je moet de panfluit regelmatig poetsen, zodat zich geen stof ophoopt in de pijpjes. Beginnen kan al op je zesde en samenspelen kan na enkele maanden.